
Een strategisch denkkader voor de implementatie digitale geletterdheid
Leraren zijn doeners. Ze steken snel de handen uit de mouwen. Scholen dicht? Dan doen we toch les op afstand. Opgelost. Oh, we gaan weer open? Ook geen probleem: “Kunnen wij het maken? Nou en of!” We zouden bijna vergeten dat ze kort voor de coronacrisis massaal op het Malieveld stonden voor een beter salaris en voor een oplossing van het lerarentekort. En dan speelt er op de achtergrond nog iets anders: een ingrijpende curriculumvernieuwing. Scholen bereiden zich voor op de implementatie van een nieuw zelfstandig leergebied: digitale geletterdheid. De vraag waar veel scholen mee worstelen is hoe dit nieuwe vak een logische plek vindt in het curriculum en de onderwijsvisie van de school.
In het voorstel van Curriculum.nu, dat inmiddels door de Tweede Kamer is, zijn ideeën opgenomen voor vernieuwde doorgaande leerlijnen van het basis- en voortgezet onderwijs. Het meest ingrijpende plan is het opnemen van de 21e-eeuwse vaardigheden in het curriculum. Dit gebeurt enerzijds door de introductie van een nieuw zelfstandig leergebied: digitale geletterdheid. Anderzijds door de inbedding van zogenoemde brede vaardigheden in alle bestaande leergebieden én het nieuwe leergebied digitale geletterdheid.

Als er geen aanleiding is voor nieuwe vaardigheden dan kunnen overgaan tot de orde van de dag. Maar de wereld verandert wel sneller dan voorheen. En ik kan dit ook eenvoudig uitleggen.
Deze omarming van de zogenoemde 21e-eeuwse vaardigheden zal een gruwel zijn voor de auteurs van het veelgeprezen artikel “De holle retoriek van de 21st Century Skills”. Een terugkerend argument van de auteurs is dat ‘de 21e-eeuwse vaardigheden niets te maken hebben met de 21e-eeuw’. Deze uitspraak van Paul Krischner is niet van humor verstoken maar hierachter ligt een serieuze vraag: “Verandert de wereld sneller dan voorheen?” Want als er geen aanleiding is voor nieuwe vaardigheden, dan kunnen we discussie sluiten en overgaan tot de orde van de dag. Maar de wereld verandert wel sneller dan voorheen, en ik kan dit ook eenvoudig uitleggen.
Wanneer we het bestaan van 21e-eeuwse vaardigheden ter discussie stellen, dan is de vraag gerechtvaardigd of 20e-eeuwse vaardigheden wel bestaan, of de 19e-eeuwse. En in welke mate verschillen deze van voorliggende periodes? Met andere woorden: welke ontwikkeling kunnen we zien in vaardigheden van de mens door de eeuwen heen en waardoor worden deze vaardigheden beïnvloed?
Het klassikaal onderwijs werd als de sorteerhoed uit Harry Potter, waarmee bepaald werd welke type werk je ging doen.
Wanneer we de evolutie van vaardigheden van de mens onderzoeken, dan valt op dat iedere keer wanneer de inrichting van de samenleving verandert, dit een ingrijpend effect heeft op de vaardigheden van de mens. Zo is het in een agrarische samenleving vooral belangrijk om fysiek sterk en handig te zijn. Je werkt immers van het krieken van de dag tot zonsondergang op het land. Vanaf de industriële revolutie, ontwikkelen we voor het eerst in de geschiedenis collectief ons analytisch denkvermogen. We hadden immers behoefte aan ingenieurs die machines ontwierpen en monteurs die deze onderhielden. Het klassikaal onderwijs dat in deze tijd het licht zag, werd als een sorteerhoed uit Harry Potter, waarmee bepaald werd welke type werk je ging doen. Werd je geen ingenieur of monteur? Dan was de lopende band jouw lot.

Ieder tijdperk kent dominante productiemiddelen, zoals grondstoffen. En het ligt voor de hand om aan te nemen dat de verwerking van deze grondstof de belangrijkste vaardigheden van het betreffende tijdperk dicteert. Vandaag hebben we ook te maken met een ingrijpende verandering in onze belangrijkste grondstof.
Wat is er aan de hand? Informatie is sinds de jaren zestig van de vorige eeuw onze belangrijkste grondstof. Deze was destijds analoog. Het was de tijd van typemachines, ordners en kaartenbakken. De verwerking van data werd na verloop van tijd elektronisch en vanaf de jaren tachtig zelfs digitaal. Lokaal digitaal. Dat wil zeggen: data was digitaal maar de gegevens stonden lokaal op een computer, een floppy-disk of op een server in het lokale netwerk. Het ontsluiten en delen van informatie was beperkt. Internet stond in de kinderschoenen. E-mail bestond nog niet. Om informatie te verwerken, moesten we naar kantoor. Tijdens een pandemie zoals COVID-19, hadden we niet massaal thuis kunnen werken zoals wij dat nu wel doen.
De conclusie is niet ‘dat parate kennis minder belangrijk wordt omdat je alles op kan zoeken’, maar dat een relatief klein idee tot zeer snelle en disruptieve veranderingen kan leiden.
Inmiddels zijn lokale servers vervangen door computers die wereldwijd verbonden zijn in het world wide web. Toegang tot internet is gemeengoed zodat onze belangrijkste grondstof alomtegenwoordig is. En deze data zijn in hoge mate met elkaar verbonden. Bestaande informatie is gedigitaliseerd, en bovendien genereren we steeds meer data. Vaak doen we dit onbedoeld, bijvoorbeeld als je een foto neemt, boodschappen afrekent aan de kassa in de supermarkt en zelfs wanneer je simpelweg van A naar B rijdt. Alledaagse handelingen genereren in de huidige digitaal verbonden samenleving voortdurend een digitaal spoor in cyberspace. We zijn ononderbroken en met steeds minder vertraging (denk aan 5G) aangesloten op de cloud, een explosieve data-gaswolk. De conclusie is niet ‘dat parate kennis minder belangrijk wordt omdat je immers alles op kan zoeken’, maar dat een relatief klein idee tot zeer snelle en disruptieve veranderingen kan leiden. Er zijn namelijk steeds minder beperkingen voor de verwerking van onze belangrijkste grondstof.
Als je informatie zou vergelijken met water, dan zou het in analoge vorm vast zijn als ijs: zwaar, moeilijk te verplaatsen en kwetsbaar. Wanneer ijs smelt, is het vergelijkbaar met lokaal digitale informatie. Binnen de muren van de eigen organisatie kan je door een buizensysteem (LAN) informatie delen zoals we vanuit de centrale verwarming water rondpompen naar radiatoren, maar de toegankelijkheid is nog beperkt. In de digitaal verbonden samenleving van vandaag is het water verdampt. Met andere woorden: de aggregatietoestand van onze belangrijkste grondstof is veranderd.

Dat is net zo ingrijpend voor ons als voor een ijsbeer op de Noordpool die zijn leefomgeving ziet wegsmelten. De sneeuw op de grond is geen attribuut in zijn omgeving. Nee, het ijs ís zijn leefomgeving, het is zijn biotoop. Data is onze biotoop. En dit is dan ook de logische verklaring dat onze wereld zo ingrijpend en snel aan het veranderen is. Onze belangrijkste grondstof verandert namelijk. De beweeglijkheid en de alomtegenwoordige verbindingen van deze grondstof hebben een VUCA-wereld tot gevolg die een beroep doet op nieuwe vaardigheden: 21e-eeuwse vaardigheden.
Wanneer je eenmaal het karakter van digitaal verbonden samenleving doorziet, dan ligt het ook voor de hand op welke vaardigheden deze samenleving een beroep doet. Het zijn vaardigheden die tegemoetkomen aan de kerneigenschap van deze tijd: onvoorspelbare dynamiek. Deze vaardigheden zijn met het Columbusmodel in logische onderlinge samenhang gebracht.
Wat betekent dit nu voor scholen? Digitalisering heeft een grote impact op bedrijvigheid waar marktwerking innovatie opstuwt. Ondernemingen leggen het loodje wanneer ze de Zeitgeist negeren en zichzelf niet opnieuw uitvinden. In (semi-) publieke sectoren ontbreekt deze existentiële prikkel. Er is dus minder extrinsieke druk in het onderwijs, maar nu digitale geletterdheid zich aandient als zelfstandig leergebied, zoeken scholen naar een conceptuele inbedding van 21e-eeuwse vaardigheden. Het Columbusmodel is juist hiervoor ontworpen: als strategisch denkkader voor innovatie in het onderwijs, de zorg en de overheid.
Het model gebruikt de metafoor van een ontdekkingsreis. Want net als Columbus in 1492 zijn we op weg en weten we niet wat de dag van morgen brengt. Alle 21e-eeuwse vaardigheden hebben hun eigen logische positie ten opzichte van het schip. Het schip zelf is een metafoor voor de leerling, de professional én organisatie als geheel. Het biedt dus een denkkader voor de ontwikkeling van de leerling (het primair proces), de toerusting van de leraar (professionalisering) en de ontwikkeling van de school (het schoolplan). Het biedt een structuur om digitale geletterdheid op een doordachte en evenwichtige wijze in overeenstemming te brengen met de eigen visie op toekomstgericht onderwijs.
Het model rangschikt 12 vaardigheden in drie domeinen: de stuwende, de verbindende en de dragende vaardigheden. Het domein van de stuwende vaardigheden bevat alle vaardigheden die je nodig hebt om om te gaan met de wind die ons voortstuwt: digitale technologie. Het gebied vóór het schip, is metafoor voor de bestemming. Welke koers zet je uit en waarom? Het omvat vaardigheden waarmee je je kunt verbinden met de toekomst en met anderen. Het water onder het schip omvat de dragende vaardigheden die verbonden zijn met persoonlijke ontwikkeling. Het is geen toeval dat dit ontwikkelingsgebied onder de waterlijn ligt.

Stuwende vaardigheden – Op de zee kan je niet schuilen voor de wind. Het is vandaag de dag ook onmogelijk om je te onttrekken aan digitale ontwikkelingen. Er heerst een digitale wind, misschien zelfs een digitale storm, en we moeten hiermee om leren gaan zodat onze zeilen bollen. Daarom moeten we de taal spreken van technologie door digitale geletterd te worden: computational thinking, mediawijsheid, informatievaardigheden en ICT-basisvaardigheden.
Deze stuwende vaardigheden doen vooral een beroep op ons analytisch vermogen. Ze zijn goeddeels terug te brengen tot het begrip van oorzaak en gevolg. Deze vaardigheden zijn, ten opzichte van de andere domeinen, relatief eenvoudig aan te leren vanwege het rationele operationele karakter.
Wanneer deze vaardigheden niet ontwikkeld zijn, wordt er geen stuwing gemaakt. Het schip raakt op drift. Symptomen in een organisatie die hierop duiden zijn bijvoorbeeld dat kostbare investeringen niet renderen omdat men geen gebruik maakt van het nieuwe systeem (“Waarom zou ik de digitale methode gebruiken? Mijn leerlingen halen hun diploma”). In dat geval wordt de spagaat tussen de digitale ontwikkelingen in de buitenwereld en de dagelijkse praktijk in de organisatie steeds gemakkelijker. Dezelfde medewerkers die als consument moeiteloos meebewegen met digitale ontwikkelingen, zijn aan de andere kant van het loket opmerkelijk star. Ze identificeren zich met oude denk- en werkwijzen. Veranderingen worden als een bedreiging ervaren of zelfs als een inbreuk op het persoonlijk domein.
Vanwege de directe relatie met digitale ontwikkelingen is te voorspellen dat de stuwende vaardigheden voortdurend onderhevig zullen zijn aan veranderingen. Het is onvermijdelijk dat zich na verloop van tijd de wind uit een andere hoek gaat waaien en een nieuwe exponent van digitale technologie zich aandient met grote invloed. We zullen ons arsenaal van stuwende vaardigheden daarom voortdurend up-to-date moeten houden.
Verbindende vaardigheden – Wanneer we de kracht van digitale ontwikkelingen benutten moeten we beslissen in welke richting we vaart willen maken. We verbinden ons met nieuwe werelden en werken samen om deze te ontwerpen. Want in tegenstelling tot een traditionele ontdekkingsreis bepalen wij hoe de bestemming eruit zal zien: de nieuwe wereld die we ontdekken, geven we ook zelf vorm.
Verbindende vaardigheden doen een beroep op onze verbeeldingskracht en het vermogen om ons te verplaatsen in anderen. Wanneer deze vaardigheden onvoldoende ontwikkeld zijn, dan heb je geen kompas en wordt er niet effectief samengewerkt (niet iedereen heeft hetzelfde doel voor ogen). Deze vaardigheden stellen je in staat de juiste richting te kiezen, want zoals Covey zegt: “Als de ladder niet tegen de juiste muur leunt, brengt elke stap die we zetten ons alleen sneller op de verkeerde plaats.” De verbindende vaardigheden zijn communiceren, samenwerken, sociale en culturele vaardigheden en droomdenken (een eigentijdse wijze van problemen benaderen).

Dragende vaardigheden – De dragende vaardigheden worden verbeeld door de zee waarop de Santa Maria vaart. Het schip wordt gedragen door het water: vastgelopen op een zandbank komt het schip niet vooruit, hoe hard de wind ook waait en hoezeer je ook een richting bepaalt met je kompas. Als mensen niet willen, gebeurt er niets. Deze dragende vaardigheden zijn de belangrijkste vaardigheden van het hele spectrum van de 21e-eeuwse vaardigheden, en kunnen niet los gezien worden van persoonlijke ontwikkeling. Met te weinig diepgang loopt het schip vast. De belangrijkste dragende vaardigheid is wendbaarheid, andere vaardigheden die hier thuishoren, zijn ondernemendheid, creativiteit en kritisch denken.
Daar waar de stuwende vaardigheden een beroep doen op ons IQ (oorzaak en gevolg) en de verbindende vaardigheden een beroep doen op ons EQ (verbinden met anderen) hebben de dragende vaardigheden vooral te maken met het wilsaspect van de mens. Vaak komt het neer op de bereidheid te leren en te veranderen. De integratie van het wilsaspect in de intelligenties IQ en EQ hebben Wijnand van Lieshout en ik DQ, digitale intelligentie, genoemd in het boek met dezelfde titel (Digitale Intelligentie, Hoornstra en Van Lieshout, Business Contact 2019).
Het lijkt makkelijker om een cursus mediawijsheid op te tuigen dan ondernemendheid of wendbaarheid bij medewerkers te stimuleren.
Een waarschuwing – Het is het een veelgemaakte denkfout om digitale geletterdheid te beschouwen als het belangrijkste van de 21e-eeuwse vaardigheden. Het is verleidelijk omdat stuwende vaardigheden vol in het zicht liggen en een directe relatie hebben met digitale technologie. De nadruk op digitale geletterdheid zie je terug in het advies van Curriculum.nu, en ook in knoppentrainingen voor medewerkers in de zorg en overheidsorganisaties.
Het is begrijpelijk want het lijkt makkelijker om een cursus mediawijsheid op te tuigen dan ondernemendheid of wendbaarheid bij medewerkers te stimuleren. Als manager kun je scoren door de digivaardigheid van medewerkers te ontwikkelen, maar deze eenzijdige aandacht zal vaak weerstand oproepen.

Leraren hebben gekozen om te werken met kinderen. Niet met computers. Wanneer een manager een digitale toepassing wil implementeren uit efficiëntie-overweging, doet hij er goed aan om zijn verbeeldingskracht (verbindende vaardigheden) in te zetten en daarmee een aantrekkelijk toekomstperspectief te schetsen. Alleen met een gedeelde visie en toekomstbeeld is een leraar bereid (dragende vaardigheden) om te veranderen. Pas dan is hij bereid om de digitale toepassing te omarmen (stuwende vaardigheden). Met andere woorden: eerst met het kompas de koers bepalen en pas na het loskomen van de zandbank de zeilen hijsen.
Om een organisatie in beweging te brengen zal je moeten duwen, trekken en steunen…
Om een organisatie (het schip) in beweging te brengen zal je moeten duwen (stuwende vaardigheden), trekken (verbindende vaardigheden) en moeten ondersteunen (dragende vaardigheden). In de praktijk komt het neer dat een organisatie in beweging komt wanneer men overtuigd is van de noodzaak, een gemeenschappelijke visie deelt en medewerkers goed worden gefaciliteerd.
Dit speelt in de zorg en bij de overheid, maar in het onderwijs ligt nog een extra gevaar op de loer. Zoals ik begon: leraren zijn doeners. Nu digitale geletterdheid volop in de belangstelling staat en de medialabs als paddenstoelen uit de grond schieten zien we een hele industrie ontstaan rondom dit onderwerp. Als je een robot in de klas hebt of een medialab in je school dan heb je al snel het gevoel van tastbaar resultaat.
Zonder de diepgang van de dragende vaardigheden en de visie van verbindende vaardigheden is te voorspellen dat het schip door verzanding vast zal lopen. Het Columbusmodel maakt duidelijk dat wanneer een organisatie zich wil ontwikkelen, er strategisch in samenhang geïnvesteerd moet worden in drie aspecten: de dragende, stuwende en verbindende vaardigheden.
Meer weten? Er zijn diverse trainingen over dit onderwerp
De stichting Digitale Overheid heeft een tweetal trainingen ontwikkeld om instellingen te ondersteunen bij digitalisering en de implementatie van digitale geletterdheid in het onderwijs.
Voor leidinggevenden is er training Digitale Intelligentie. In deze driedaagse ligt de focus op de ontwikkeling van de dragende vaardigheden: het vermogen tot wendbaarheid, kritische zelfreflectie, ondernemendheid en creativiteit. Wendbaarheid is de allerbelangrijkste. Het concretiseren van de vraag wat wendbaarheid is, hoe je het zelf ontwikkelt en hoe je als leidinggevende anderen daarbij helpt, is de kern van deze driedaagse.

Voor ICT-coördinatoren, digi- en mediacoaches is er de training ColumbusCoach I. Een training van zes bijeenkomsten op basis van het Columbusmodel waarin je wordt klaargestoomd om het voortouw te nemen bij de implementatie van digitale geletterdheid op jouw school.